vrijdag 26 augustus 2011

Familiegeschiedenis : raadsel opgelost

Al heel lang heb ik  reproductie van een oude familiefoto afkomstig uit de nalatenschap van mijn grootvader in mijn bezit. De mensen op deze foto waren mij tot voor kort onbekend.


Steffen Bijl als jongeman


Onlangs was ik in de gelegenheid om een scan te maken van een jeugdfoto van mijn overgrootvader Steffen Bijl (in het bezit van naaste familie), en hierdoor kan ik eindelijk deze foto een plaats geven in mijn familiegeschiedenis.



















Op deze foto staat het gezin van mijn betovergrootouders Jochem Bijl en Uilkje Siegers de Lang afgebeeld.


Jochem Bijl en Uilkje Siegers de Lang met hun 9 kinderen, ca. 1896-1899

De jongeling links is mijn overgrootvader Steffen Bijl (1881-1944).

Steffen Bijl trouwde in 1903

Jochem(ook wel gespeld als Jogchem) Bijl (geb. Heereveen 1852) was in 1875 in Schoterland gehuwd met Uilkje(n) Siegers de Lang (geb. Heereveen 1853)
Jochem was van beroep timmerman.
Zijn zoon Steffen werd ook timmerman.




Van 6 kinderen op de foto heb ik gegevens over geboorte, respectievelijk huwelijk kunnen achterhalen via

Sjoukje (geb. Schoterland 1876)
Trijntje (geb. Schoterland 1878) werd nog net geen 100 jaar (mondelinge informatie uit de familiekring)
Steffen (geb. Schoterland 1881)
Elisabeth Maria (geb.Nieuwer-Amstel 1884)
Helena Johanna (geb. Amsterdam ca.1887)
Jansje (geb. Amsterdam ca. 1895)

De jongen aan rechts op de foto naast zijn zusje Helena Johanna (tante Leen) was Hendrik, de enige broer van Steffen.  Hendrik emigreerde rond 1930 naar de VS keerde enkele jaren later echter weer terug naar Nederland en werd in de Tweede Wereldoorlog door de Duitsers geïnterneerd omdat hij de Amerikaanse nationaliteit had. (mondelinge informatie uit de familiekring)

2 kinderen op de foto zijn nog niet geïdentificeerd.
Aan de hand van de tot nu toe bekende gegevens van de mensen op de foto kan deze foto worden gedateerd tussen 1896-1899.

LOFDICHT OP JACOBUS ELISA JOANNES CAPITEIN


Collectie Ver Huell










“Hoe heerlijk schetst de kunst hier CAPITEIN, den Moor?
Hoe straalt de schranderheid hem uyt de zedige oogen?
Hoe steekt welsprekendheid op zyne lippen door?
Wat toont de mond een ziel vol vrede, en laag geboogen?
Juicht Mooren! Want uw heil breekt door de wolken heen:

Doet God uw’ landgenoot zyn groote daaden preken
En sterkt dat door zyn Geest, uw hart, al was’t van steen,
Zal boetvaadrigheid aan duizend stukken breeken,
Op day het zalig licht schyne in de duisternis
En gy dien HEILAND ziet, die ’t heil der heidenen is.”
Conradus Anthoni Swyghuizen

Dit gedicht is de tekst onder het portret van de eerste zwarte dominee ter wereld, Jacobus Elisa Capitein.

Collectie Ver Huell
Jacobus Elisa Joannes Capitein, uit slavenouders geboren aan de Goudkust in West-Afrika  werd als  8 jarig jongetje verkocht. Hij had geluk dat hij uiteindelijk terechtkwam bij een koopman die hem meenam naar Nederland. De jongen werd christelijk opgevoed en in 1735 gedoopt. Jacobus kreeg een goede scholing en studeerde in 1737 theologie in Leiden. In 1742 werd hij predikant. Na een aantal predikbeurten in verschillende Nederlandse kerken werd hij uitgezonden naar St. George Elmina  om daar te dienen als geestelijk verzorger van de WIC dienaren en het christendom onder de Afrikanen te verspreiden. Hij had zowel bij de bleekscheten en de negers weinig succes in zijn werk. Jacobus wilde met een Afrikaanse trouwen, maar door kerkelijke tegenstand vanuit Nederland moest hij daarvan afzien. Uit Nederland werd hem een blanke vrouw gestuurd waarmee hij in 1745 trouwde. Jacobus probeerde tevergeefs ook nog in de handel zijn geluk. Hij stierf  in 1747.

Uit de vele biografische papjes  die over Jacobus Capitein zijn gebrouwen lepel  ik hier enkele krenten op.

In zijn werkstuk  “De servitute, libertati christianae non contraria" ( “Staatkundig-godgeleerd onderzoekschrift over de slaverny, als niet strydig tegen de christelyke vrijheid”, 1742)  vond Capitein dat de christelijke vrijheid geestelijk opgevat moest worden en niet met de lichamelijke slavernij in strijd was. Hij meende zelfs, dat, als de slavernij onder de christenen werd ingevoerd, de maatschappij van veel leeglopers en bedelaars zou worden verlost.

Kijk,  zo’n man daar heb je nou wat aan!

Officieel stierf Jacobus Capitein op 1 februari 1747, maar  dit smakelijke verhaal vond toch nog zijn weg naar van der AA’s Biografisch Woordenboek:
“Op de plaats zijner bestemming aangekomen zijnde, deed hij welras omvraag naar zijne bloedverwanten, onder welke misschien ook zijne ouders nog leefden, had het genoegen die op te sporen, en was zwak genoeg, om te hunnen gevalle, met verloochening van het Christendom, dat in hem zoowel geworteld scheen, op nieuw een bijgeloovige Heiden te worden. Althans op die wijze heeft men gemeend te moeten verklaren het destijds uit Delmina gekomene berigt, dat hij, na niet lang aldaar geweest te zijn, landwaarts in gereisd en onder zijne natie verdwenen is. Het kan echter ook zijn, dat hij op reis overleden, of misschien wel door zijne heidensche stamgenooten omgebragt”