woensdag 14 december 2011

Familiegeschiedenis : Slavernijverleden 2

Slaven in de familie : slavenhouders

In een eerdere blog  heb ik iets in het kort geschreven over mijn voorouders en de plantages waar ze vandaan kwamen of die ze in eigendom hadden. Ik ga hier nu wat dieper in op de herkomst van mijn voorouders die tot 1863 slavenhouders waren, namelijk William Elder en zijn nazaten, evenals zijn schoondochter Elisabeth van Bruijning.
Begonnen als landarbeider wist William Elder zich op te werken tot directeur van de plantages Agenoria en Kent.

plantage directeur met twee slaven
Surinaamsche schetsen en typen, 1850
Collectie Ver Huell
In 1825 wordt William Elder in de Surinaamsche Almanak genoemd als (mede)-eigenaar en directeur van de suikerplantage Concordia in het district Saramacca. Enkele jaren later werd er overgeschakeld naar de verbouw van koffie.
Het aantal slaven op Concordia liep in de loop der jaren op van 37 slaven in 1836 tot 95 slaven in 1863

Manumissies door de Familie Elder 1838-1861

Tussen 1838-1862  werden 10 slaven en slavinnen gemanimutteerd, dat wil zeggen vrijgelaten door de diverse leden van de familie Elder. Tussen 1832-1863 werd in Suriname een register bijgehouden van vrijgelaten slaven, het manumissieregister. De namen van de vrijlaters en vrijgelatenen kan men vinden bij het Nationaal Archief.

William Elder stierf in 1844, zijn weduwe Jenny van Elder, een voormalige slavin werd eigenaresse van de plantage en liet deze bij testament na aan haar 8 kinderen. Jenny stierf in 1846.


bron KB



Verzoek van William Elder in 1835 om overplaatsing van slaven van plantage naar zijn huishouden.

De slaven werden onttrokken aan het kapitaal van de plantage, en eventuele schuldeisers en aandeelhouders konden bezwaar maken tegen de waardevermindering van de plantage














Afschaffing van de slavernij  in 1863

Op de website van het Nationaal Archief in Den Haag staan de gegevens over slaven en eigenaren, die zijn verzameld in verband met de afschaffing van de slavernij, de emancipatie van 1863. Je vind er de namen van de slaven, hun leeftijd, beroep en godsdienst, soms ook gezondheidstoestand en op welke plantage ze verbleven, of dat ze in Paramaribo woonden. Van de eigenaren vind je de woonplaats en het bedrag dat ze voor de vrijgemaakte (gezonde) slaven ontvingen.
De eigenaren van de slaven kregen per slaaf 300 gulden vergoeding. De eigenaren in Suriname en op de Antillen werden gecompenseerd met gelden verdiend aan het Cultuurstelsel  in Oost-Indië.Nederland schafte de slavernij al eerder in 1860 af in Oost-Indië. Alleen staat het Nederlandse slavernijverleden in de Oost niet zo in de belangstelling.
Er werd fl 24.225,00 over de plantage Concordia uitgekeerd aan de familie Elder, die elk 1/8e deel kregen.
De slaven en eigenaren van de plantage Concordia in de emancipatiedatabase van het Nationaal Archief beschreven onder de borderelnummers PL043  en PL044

Bron















Alle slaven op Concordia behoorden tot de het kerkgenootschap van de Evangelische Broeder Gemeente
De slaven kunnen worden onderverdeeld in:
15 mannelijke veldarbeiders in leeftijd variërend van 22-67 jaar.
21 vrouwelijke veldarbeiders in leeftijd variërend van 21-50 jaar.
8 timmermannen in leeftijd variërend van 19-45 jaar.
2 huismeiden en 1 vrouw bij huis in leeftijd variërend van 30-42  jaar.
1 kok 39 jaar
1 wasmeid 35 jaar
1e officier 34 jaar
2e officier 39 jaar
1 veewachter 36 jaar (bleek lepra te hebben, over hem werd geen vergoeding betaald)
1 creolenoppaster (paste op de kinderen van de slavinnen die aan het werk waren) 50 jaar
5 mannelijke slaven zonder beroep van respectievelijk 54, 62, 72 en 82 jaar
6 kinderen (jongens en meisjes) werkend op steen (metselwerk) tussen 9-12 jaar.
10 kinderen spelend tussen 2-9 jaar
5 zuigelingen in leeftijd variërend van 3 maanden tot 1 jaar.

In Paramaribo verbleven bij de daar wonende leden van de familie Elder in totaal 16 huisslaven en –slavinnen afkomstig van Concordia. De meeste waren tussen de 4 en 16 jaar, en 3 waren volwassen (22-32 jaar)

Volgens de gegevens  waren er 2 mulatten onder de slaven. Dat wil zeggen dat ze een blanke vader hebben gehad. Het is de vraag of ze door een Elder waren verwekt, want de Elders waren zelf ook mulatten met een blanke vader en zwarte moeder.
Diverse leden van de familie Elder bezaten behalve slaven op Concordia ook nog andere slaven op andere plantages.   
Mijn directie voorvader William Elder junior was voor 1863 overleden.
De 3 kinderen van William Elder junior en Elisabeth van Bruijning waren mede-erfgenamen van Concordia voor 1/24e deel en kregen voor dat aandeel de vergoeding over de slaven uitgekeerd


Elisabeth van Bruijning eigenares van de Dankbaarheid in Saramacca
Elisabeth van Bruijning was de schoondochter van de oude William Elder. Haar schoonzoon W.H.K. Nielo (mijn betovergrootvader) was directeur van deze plantage
De slaven van Elisabeth Bruijning staan in de emancipatiedatabase beschreven onder borderelnummers PE202 en PL053

Slavenmacht op plantage de Dankbaarheid in Saramacca  (niet te verwarren met de plantage Dageraad en Dankbaarheid aan de Boven Cottica)

2 mannelijke veldarbeiders van 32 en 55 jaar
3 mannelijke delvers tussen 38 en 41 jaar
1 vrouwelijke delver van 42 jaar
(3 delvers waren gehuurd van een andere plantage)
1 mannelijke bediende 22 jaar
1 vrouwelijke bediende 29 jaar
1 meisje van 3 jaar.

Delvers moesten waarschijnlijk de sloten en kanalen graven die de plantages moesten afwateren

In Paramaribo verbleven (waarschijnlijk in de huishouding van Elisabeth van Bruijning), maar afkomstig van de plantage de Dankbaarheid:
1 slavin zonder beroep van 56 jaar
1 vrouwelijke bediende van 30 jaar met haar dochter van 5 jaar en zoontje (leeftijd niet ingevuld)

Familiegeschiedenis : Slavernijverleden 1

Slaven in de familie ; de slaven

In een eerdere blog heb ik iets in het kort geschreven over mijn voorouders en de plantages waar ze vandaan kwamen of die ze in eigendom hadden.  Ik ga hier nu wat dieper in op de herkomst van mijn voorouders die tot 1863 slaven waren. Voor 1863 waren geen vaders bekend, de kinderen werden via de lijn van de moeder, en terug via grootmoeder en overgrootmoeder geregistreerd.

Op de website van het Nationaal Archief in Den Haag staan de gegevens over slaven en eigenaren, die zijn verzameld ivm de emancipatie van 1863. Je vind er de namen van de slaven, hun leeftijd, beroep en godsdienst, soms ook gezondheidstoestand en op welke plantage ze verbleven, of dat ze in Paramaribo woonden. Van de eigenaren vind je de woonplaats en het bedrag dat ze voor de vrijgemaakte slaven ontvingen. De eigenaren in Suriname en op de Antillen werden gecompenseerd met gelden verdiend aan het Cultuurstelsel  in Oost-Indië
Nederland schafte de slavernij al eerder in 1860 af in Oost-Indië. Alleen staat het Nederlandse slavernijverleden in de Oost niet zo in de belangstelling. 
In Surinaamse en Nederlandse kranten vóór 1863 wemelt het van de advertenties waarin slaven te koop worden aangeboden, evenals van die van plantages met de aantallen slaven. Ook in de Surinaamsche Almanakken staan lijsten van de plantages met de aantallen slaven.

1. Plantages Frederiksdorp/Alkmaar aan de Commewijne: hier verbleven mijn voorouders die de achternaam Resida kregen.
De koffieplantage Frederiksdorp aan de overzijde der rivier was van dezelfde eigenaren als de suikerplantage Alkmaar.

Bron KB
 


In 1841 verzoeken de eigenaren van Frederiksdorp om alle slaven over te brengen naar de suikerplantage Alkmaar.

De slaven zullen hier niet echt blij mee zijn geweest, want het werk op de suikerplantages was zwaarder en gevaarlijker dan op de koffieplantages.

De suikerplantage Alkmaar wordt enkele jaren later uitgebreid in een brief beschreven






















De Resida’s van wie ik afstam zijn:
1. Monkie Margaretha Resida geboren plantage Frederiksdorp * 1808
2. Margaretha * 1828, in 1863 45 jaar, (zou dan in 1818 geboren moeten zijn) Afkomstig van Plantage Alkmaar, dochter van Monkie Margaretha
3. Haar zoon Jonas Resida (mijn betovergrootvader) * ca. 1843/1845- + Paramaribo 18 maart 1905
gehuwd beneden Cottica 14 september 1872 met Gerhardina Glimmerveen en erkent bij het huwelijk haar in 1862 geboren zoon James Glimmerveen, die dan de naam Resida krijgt.

2. Plantage de Vier Kinderen in Para: Hier kregen  19 slaven kregen de achternaam Marengo Mijn  overgrootmoeder Frederika Marengo is waarschijnlijk een nakomeling van een van de Marengo’s. Het geslacht van de Marengo’s gaat terug tot 1815.

Uit de geschiedenis van de  “Plantage de Vier Kinderen”
Er heerste grote onrust op de plantage Vier Kinderen in 1857 en het leger werd er op afgestuurd om de orde te herstellen.
Nadat de slavernij in 1863 was afgeschaft en het staats toezicht in 1873 opgeheven, verkocht de plantage-eigenaar zijn plantage op de veiling, waarbij de ex-slaven die er bleven als eerste in aanmerking kwamen om die te kopen. De plantage Vier Kinderen is op deze wijze gekocht door de voormalige slaven van Vier Kinderen. Volgens de Orale historie is de plantage opgekocht door 10 families. Bij een grote brand in de hoofdstad Paramaribo rond de eeuwwisseling zijn vermoedelijk ondermeer de oorspronkelijke eigendomspapieren in vlammen op gegaan. Op het eigenarenmonument van Vierkinderen worden ze herdacht.
 (helaas is de website van het  Nationaal Archief Suriname al meer dan een jaar uit de lucht)

2.20.37.05 (toegang nationaal Archief Den Haag)
VOORLOPIGE LIJST VAN HET ARCHIEF VAN DE PLANTAGE "LA
PROSPERITE" IN HET DISTRICT BOVEN-PARA (SURINAME).
3 Borderel van hypothecaire inschrijving ten laste van eigenaars van de
houtgrond "De vier kinderen" en de grond Koningsbergen in het district
Boven-Para. Fragment.
1880.
De Marengo uit deze akte is Alphonse Marengo (was in 1863 9 jaar oud)
James Resida erkent en geeft zijn achternaam op 4 januari 1905 aan Anton Frederik, geboren Paramaribo 30 augustus 1901 (1900?) uit Frederika Marengo. Helaas is nog niet bekend van welke Marengo uit 1863 Frederika afstamt


slavenwoningen op een plantage
Surinaamsche schetsen en typen, 1850
Collectie Ver Huell
 Plantage Halle in Saxen in Perica:  Op deze plantage woonden mijn voorouders die de achternaam Glimmerveen kregen.
1. Glimmerveen, Troebelina (slavennaam)
Voornaam: Theresia, 45 jaar
Beroep: Waschmeid
Godsdienst: EBG, doopnaam Theresia
Moeder van Gerhardina Glimmerveen.

2.Glimmerveen, Monkie (Slavennaam)
Voornaam: Gerhardina, 20 jaar
Beroep: Veldmeid
Dochter van Theresia Glimmerveen; blijkens borderel leeftijd 17 jaar
Gerhardina was mijn betovergrootmoeder
3. Glimmerveen, James (Slavennaam):
Voornaam: James, 1 jaar
Zoon van Gerhardina Glimmerveen; geboren 26-05-1862
 Beneden Cottica - + 16 augustus 1923 Boven Suriname. James (Glimmerveen, vanaf 1872 James Resida) is mijn overgrootvader.

zondag 11 december 2011

Familiegeschiedenis: mijn naam is Haas (of toch niet?)

Wie was Elisabeth Veronica de Haas of Elisabeth van Bruijning (1808-1867)?

In maart 1808 werd in Suriname een meisje geboren, dat later de moeder zou worden van mijn betovergrootmoeder Jacoba Charlotte Prudence Elder.
In 1829 wordt in het geboorteregister van Paramaribo, fol. 160  Maria Wilhelmina Geerlings ingeschreven. Haar moeder is Elisabeth Veronica de Haas. De vader is onbekend. 

In de overlijdensberichten in de Surinaamse kranten vinden we overlijdensberchten van kinderen van Elisabeth de Haas, respectievelijk Elisabeth Bruining: 
5 september1841: Elisabeth Jeannette, dochter van Elisabeth van Bruining, oud 3 jaar.
27 december 1841: William Alexander zoon van Elisabeth de Haas oud 7 dagen.
20 janauri 1842: een levenloos geboren zoon van Elisabeth de Haas

Een aantal jaren later vinden we Elisabeth Veronica de Haas ook weer terug als Elisabeth van Bruijning.
Op 30 november 1842  maken William Elder jr, van beroep timmerman woonde aan de Groote Dwarsstraat, meerderjarig bruidegom en Elisabeth van Bruijning zich vroeger ook geschreven hebben Elisabeth Veronica de Haas, buiten beroep wonende aan de Groote Dwarsstraat, ten deze uit hoofde harer onbedrevenheid in de Neder-duitsche taal geadsiseert door de gezworen vertaler in de Neger-Engelsche spraak [….] meerderjarige bruid.[…….] een akte van huwelijksvoorwaarden op voor het gerecht in Paramaribo.
Elisabeth  brengt 2000, - Nederlandsche guldens in, die door haar a.s. echtgenoot zijn ontvangen en onder zijn administratie genomen. De in het huwelijk ingebrachte goederen, gelden enz. zijn van gemeenschap uitgesloten. Haar aanstaande was een zoon van de plantage-eigenaar William Elder en Jenny van Elder.  Voor een analfabete die ook de Nederlandse taal niet beheerste was Elisabeth toch nog behoorlijk vermogend.



Bron KB

Bron KB

William Elder ook getekend hebbende als William Elder jr. en Elisabeth van Bruijning maakten op 15 mei 1845 hun testament op, waarin zij hun 3 kinderen als erfgenamen aanwezen, waaronder mijn betovergrootmoeder Jacoba Charlotte Prudence (1836-1898). Jacoba Charlotte Prudence, geboren in 1836 wordt als eerste genoemd en is waarschijnlijk de oudste (Zij huwt in 1860 met W.H.K. Nielo)

Elisabeth en de familie de Haas

Antje Gratia (slavennaam Antje) de Haas, geboren in 1818 en  van beroep huisbediende en haar 5 jarig dochtertje Elisabeth Johanna Frederica (slavennaam Elisabeth Johanna) werden in 1852 vrijgelaten door M. de Haas en Elisabeth van Bruijning (voorheen Elisabeth Veronica de Haas), namens haar treedt haar echtgenoot William Elder jr op.

Bron KB

In het eerder genoemde testament van het echtpaar Elder-Bruijning noemde Elisabeth ook haar zuster  Johanna Catharina de Haas als erfgenaam.Verder worden in de akte slaaf Charles en slavin Antje (mogelijk de eerder genoemde Antje Gratia de Haas ovl. 22 mei 1873 oud 55 jaar) genoemd. (Notarieel Archief Suriname, inv.nr. 72
1845 2e kwartaal 15 mei 1845 no. 53, scan 199-200)

Wat is de familierelatie tussen M. de Haas, Elisabeth en de vrijgelatenen die ook de achternaam de Haas krijgen?
 
William Elder overlijdt op 10 mei 1854 en zijn weduwe treedt op als voogdes van de kinderen, en maakt aanspraak ten behoeve van haar kinderen op het achtste aandeel van wijlen haar echtgenoot in de plantage Concordia te Saramacca.
De rekening van de boedel wordt in 1857 afgesloten en levert een batig saldo van 1534 gulden en 59 en een halve cent.
In 1863 woonde Elisabeth met haar twee jongere kinderen in de Pontewerfstraat. Ze is dan inmiddels eigenares van de plantage de Dankbaarheid in Saramacca. 

Bron KB


Elisabeth stierf  op 17 maart 1867, oud 59 jaar en 9 dagen.

Bron KB


Er valt nog heel wat uit te zoeken over de achtergronden van de mysterieuze Elisabeth en haar verschillende achternamen.

woensdag 7 december 2011

Kerstboomfeest te Arnhem in 1859

Het kersboom-feest te Arnhem

Welk een gejoel daar buiten bij het Velperplein! Overal troepjes kinderen die het schrikkelijk druk hebben – overal moeders en kindermeiden met bolwangige dreumissen, die op trompetjes toeten, of prenten, ten onderste boven gehouden, bewonderen, of de geheimen eener poppen-kleeding zoeken te doorgronden.


Collectie Ver Huell


Het gedrang wordt nog digter.
Daar ontdek ik den oorsprong van dien kinderstroom.
Uit de zaal van Musis Sacrum komt de vrolijk juichend troep.
Laat ons eens even gaan kijken wat daar binnen te koop is.
Te koop, niets – maar te krijgen genoeg! Ziet! Twee reusachtige kesrboomen, beladen met schatten – schatten allen bestemd voor die kleine wereld, die er omheen krioelt, tusschen mijn beenen doorkruipt, en kraait en lacht, en trommelt en fluit, en op harmonica’s blaast en op violen jingelt dat het haast is om dol te worden.


Om dol te worden althans, zoo me niet het geluk heeft van vader of broeder van eenig deel van dat genietend volkje te zijn.

En niettegenstaande dit dolprettige geraas, blijft een dozijn jonge dames, alle mooije, frissche Geldersche meisjes met onvermoeibare vlugheid, met oogen, gloeijende van geluk over het geluk, dat zij rondom zich mogen verspreiden, heen en weer trippelen van de kist, waarin de prijzen liggen, naar de leuning, waarover die tegen de loten worden ingeruild.
Collectie Ver Huell

Voor ieder vriendelijk kindje, voor ieder beleefd moedertje hebben zij een vrolijk, aardig woordje ; voor elken lomperd of zanikert een greetigen kwinkslag of flinke terechtwijzing.
Waar is mijn landsman Cremer, om in goed, leesbaar Geldersch alle uitroepingen van naïve opgetogengheid en jolige tevredenheid terug te geven, die ik om en onder mij, met alle mogelijke stemgeluiden hoor uitpiepen en uitbrommen.
Want het zijn niet alleen kinderen die men er ziet, maar ook deftige heerenknechts en gehoedde dienstmaagden, ook boerenlummels die als kleine jongens met hun prijzen ronddansen, en verjeugdigde grootvaders en goortmoeders, en oude militairen, die met hun grijze snorren over de gladde kindergezigtjes borselen.
En allen zijn gelukkig, gelukkig, gelukkig!. De zorgzame huismoeders met warme dassen, of polsjes, of poesjes – de kinderen met mooije, nuttige boekjes en potlooden, vaandels, prenten, ballen, kaarten, dozen, kokers, poppen, pennen en de hemel weet al wat niet meer.
Ook de arme weesjes zijn niet uitgesloten van dit vreugdevolle feest, en behoeven de hoofden niet treurig af te wenden van al het mooi’s zoo als de weesmeisjes op de vene diep gevoelde als meesterlijk behandelde schilderij, de Kermis van den nog zoo jeugdigen Burgers.
Neen allen zijn vrolijk, allen zijn tevreden, allen zijn gelukkig!

-------------------------------------------------

En na dien avond volvan drukte en genoegen, zal menige moeder haar lieveling de knietjes hebben doen buigen, om den zegen van den Vader in den hemel af te bidden voor de goede menschen, die de kindertjes van den arme niet vergaten – en menig paar ruwe en verweerde handen zal zich gevouwen hebben ok God te smeeken, de rampen van het gezin van de menschlievende rijke af te keeren, waardoor zowel het hardsteenen paleis als de kleinste woning der ellendigste achterbuurt kan getroffen worden!
Alexander V.H.
(Overgedrukt uit de Tijdspiegel 1859, Afl. 2)

dinsdag 6 december 2011

Slavernij in Suriname


Plantageslaven getekend door Theodore Bray, tussen 1841-1850

Surinaamse schetsen en typen, 1850
Coll. Ver Huell
 Théodore Bray, geboren in België kwam in 1841 op 23 jarige leeftijd in Suriname. Zeer waarschijnlijk begon hij daar onder aan de ladder als blankofficier.  De blankofficier was belast met het directe toezicht op de slaven. Ook zijn zus vestigde zich in de kolonie, als vrouw van Jacob Isaäc Spiering. Na enkele jaren werd Bray mede-eigenaar van de cacao plantage Spieringshoek, een middelgrote onderneming, met zo'n 99 slaven, gelegen op de linkeroever van de Commewijne. In 1868  vertrok de rijk geworden Bray naar Nederland. In 1877 ging hij terug naar België, waar hij in 1887 overleed.  
Surinaamse schetsen en typen, 1850
Coll. Ver Huell

Surinaamse schetsen en typen, 1850
Coll. Ver Huell

Surinaamse schetsen en typen, 1850
Coll. Ver Huell

Surinaamse schetsen en typen, 1850
Coll. Ver Huell

In Suriname tekende Bray het plantageleven, dat hij van zeer nabij leerde kennen. Hij gaf de rauwe werkelijkheid van het slavenleven weer zonder het romantische waas van Benoit.
Men zal tevergeefs zoeken naar vrolijk lachende en zingende negerslaven. .
Surinaamse schetsen en typen, 1850
Coll. Ver Huell




Surinaamse schetsen en typen, 1850
Coll. Ver Huell











Zeker:  Bray tekende geen lijfstraffen en wrede mishandelingen zoals Stedman.
De misère van de slavenbestaan gaf hij veel subtieler weer in de trieste en sombere gezichten van de slaven, met name die van de veldslaven.

Zo leuk was het slavenleven kennelijk niet, hoewel menigeen ons nog altijd wil doen geloven dat het best wel meeviel daar op die plantages.

zondag 4 december 2011

Familiegeschiedenis : geschiedenis is nooit af

James Resida en Hendrik Marius Simons nogmaals in de schijnwerpers.
Deze keer een hele korte blog. Aangezien er weer nieuwe bronnen beschikbaar zijn gekomen met informatie over mijn voorouders, heb ik de reeds eerder geschreven blogs over de goudzoeker James Resida en Hendrik Marius Simons aangevuld met de nieuwe gegevens.