vrijdag 23 maart 2012

Oorlog in Noordafrika 1837



Met de verovering van de stad  Constantine in Algerije door Franse troepen op 13 october 1837 slaagde Frankrijk erin Algerije te koloniseren.De Slag om Constantine is spectaculair in beeld gebracht door eigentijds kunstenaars. 

Collectie Ver Huell
  
Aanval op de stad Constantine op 13 october 1837 zeven uur in de ochtend

Collectie Ver Huell 
  Gevechten in de hoofdstraat. 


Collectie Ver Huell 
 Th. Le Blanc, kapitein van de genietroepen raakt dodelijk gewond

Familiegeschiedenis : Plantage Concordia te Saramacca


Uit de historie  van de plantage Concordia
Al diverse malen heb ik om mijn blog iets gezegd over de Plantage Concordia te Saramacca in relatie tot mijn familiegeschiedenis. Hoewel er nog veel uitgezocht zal moeten worden, kan er toch al het nodige worden gezegd over de geschiedenis van deze plantage
 De plantage lag niet  ver van de monding van de Saramaccarivier. De ingepolderde plantages werden tegen het zoute vloedwater beschermd door dijken, die constant onderhoud nodig hadden, want een breuk was “als bekend, het grootste gevaar voor een plantage.  Overstroomt het zilte water de velden, dan is het er mee gedaan. “(Bartelink)

Op de Saramacca, wachten op het getij
Bron KITLV

Natuurgeweld
1846 Bosbrand na grote droogte  «[…] den grooten boschbrand van dit voorjaar, die onder anderen de streek tusschen de zee en de plantage Mijn Vermaak, geheel van het opgaand geboomte heeft ontdaan, zoo dat de zeewind thans vrijelijk tot daar, en verder de rivier op kan doordringen."
“[…] Door de boschbranden, die in 1846 in geheel Suriname op eene schrikbarende wijze hebben gewoed en tot aan de zeekust de uitgebreidste vlakten hebben doen ontstaan, [..] De ace- of oosterpassaatwinden dringen thans tot diep landinwaarts door en […] eene frischheid, welke men in gematigde gewesten des zomers zeldzaam aantreft […] Deze frisse zeewind was overigens ook gunstig voor de gewassen.
 Op 30 april 1857 beefde de aarde in Suriname, dit werd ook gevoeld op de plantage Concordia.

William Elder en Concordia
De Engelsman William Elder werd in 1825 eigenaar van Concordia samen met zijn landgenoot W.A. Carstairs.
Bron KB

.In december 1835 werd de helft van Concordia, koffijplantage met 48 slaven aankomende den boedel W.A. Carstairs in de verkoop gedaan.  Mogelijk heeft William Elder bij deze gelegenheid ook deze helft van Concordia gekocht. In 1837  kwam de helft van de plantage in eigendom van G. Stewart. Later kwam de gehele plantage weer in eigendom van de familie Elder

Uit de Arnhemsche Courant van 21-08-1844:
“…Ook de heer Elder was vroeger landarbeider met zijne vrouw en kinderen, die nog voor weinige jaren, op de bloeiende plantaadje Concordia, bij het inzamelen van de koffij de behulpzame hand boden ; en thans geniet deze arbeidzame familie eenen verdienden en grooten voorspoed; de heer Elder is ruim 70 jaren oud…”

Produkten:
Concordia begon als suikerplantage, na 1825 ging men over op koffie, rond 1850 werd er naast koffie ook cacao verbouwd, en na 1863 ging men geheel over op cacao. Dit gewas zou tot in de 20e eeuw met succes worden verbouwd. In 1870 schreef de krant:  “op de plantage Concordia wordt de rode mexicaanse cacao geteeld van goed kwaliteit,  niet bijzonder lekker maar zonder de onaangename Surinaamse smaak die de cacao van Caledonia heeft.”
In de Surinaamse kranten verschenen diverse advertenties waarin cacao van Concordia te koop werd aangeboden

Bron KB

Bron KB


 

De oogsten werden per schip over zee naar Paramaribo vervoerd. Een goede oogst kon soms schade lijden bij het vervoer per schip, want met een beetje pech werd de kwaliteit van de cacao aangetast door het zeewater.

De Saramacca- of Coppename-punt was toen al berucht vanwege de modderbank vlak voor de riviermonding en het onstuimige getij bij vloed. De schepen moesten wachten tot het tij gunstig was om verder te kunnen varen.

In 1913 werd op Concordia met succes een methode toegepast tegen de krullotenziekte, waardoor de plantage een goede oogst opbracht

De  kolonisatie te Groningen
 In juni 1845 voeren twee schepen met arme Nederlandse kolonisten de Saramaccarivier op. Ze waren op weg naar de plantage Voorzorg, waar de kolonisten een nieuw bestaan in de landbouw hoopten te vinden. Het liep uit op een ramp. Binnen korte tijd was de helft van deze boeren gestorven.
Uit het archief van dominee van den Brandhof, die deze kolonisatie had voorbereid en georganiseerd blijkt dat oa diverse leden van de familie Elder (eigenaren van Concordia) hun diensten hadden verleend aan Van den Brandhof (Bron: KITLV-inventaris 19 invnr. 178 Nota's en kwitanties voor A. van den Brandhof van [….], Elder en Prudence Elder, [….] en anderen wegens geleverde goederen, de huur van slaven en de bootreis met zijn gezin naar Nederland. Met aantekeningen. 1845-1854. 1 omslag

Een goede buur
 De naastgelegen plantage Caledonia was het eigendom van de familie Carstairs.
De families Elder en Carstairs waren sinds 1812 vrienden en later buren.
De eigenaren van beide buurplantages kenden elkaar goed, maar de verstandhoudingen waren niet altijd idyllisch.
Eerst was er een  juridische kwestie was tussen William Elder en Fergus Carstairs over het terugbetalen van een schuld van Carstairs aan Elder, maar het kon nog erger.
Op een strook grond voor de beide plantages, die als gemeenschappelijke grond werd gebruikt scharrelenden loslopende varkens van beide plantages rond. Varkens van de plantage Concordia zouden in december 1843 en februari 1844 op het gebied van Caledonia voedsel hebben gezocht en zouden zijn doodgeschoten door Alexander Parck, de directeur van Caledonia.
Jeanij van Elder de weduwe van William Elder diende een eis tot schadevergoeding bij Fergus Carstairs als eigenaar van Caledonia.  De eis werd door het gerechtshof in Paramaribo afgewezen, want de Elders konden niet bewijzen dat het hun varkens waren, en de erven Elder gingen in beroep bij de Hoge Raad in Den Haag (uitspraak onbekend : nog niet verder uitgezocht). De kwestie liep in ieder geval jarenlang door.
“Dit (het gedoe over de varkens en schulden) veroorzaakt dat de vriendschap welke tusschen beide de eigenaren en buren sedert 1812 onafgebroken had bestaan, thans geheel kwam op te houden en […] haat de plaats daarvan innam.”

Het komt in de beste families voor
 Ook binnen de familie Elder boterde het niet altijd.
William Elder stierf in 1844 en zijn weduwe Jenny overleed twee jaar later. Haar 8 kinderen waren erfgenamen.  1848/1849 begon John Elder een rechtzaak aan tegen zijn broers Charles en William die door hun moeder Jeanij van Elder in haar testament waren benoemd tot executeurs en bereddenaren van haar boedel. John Elder wilde inzage in de financiële staat van de nalatenschap. Hij kreeg zijn zin.

Aandelen in vreemde handen
 John Elder, in 1854 directeur en administrateur overleed 13 februari 1855 en liet een privé schuld na van Fl. 1400,-  John Elder had in zijn testament bepaald dat een aantal met name genoemde slaven van de plantage Concordia vrijgelaten moesten worden bij zijn overlijden. In  september 1858 was dit nog niet geëffectueerd door de curator
Het aandeel van John Elder in Concordia werd verkocht aan: Huis van Negotie 'Mesquita la Parra en Co' . J.J.B. de Mesquita, S.B de Mesquita en R.B de Mesquita
Na de dood van John werd Charles Elder directeur en hij woonde ook een aantal jaren op de plantage Concordia
Alexander Elder verkocht eind juli 1863 2/8e aandelen in de plantage Concordia en Kwart Lot, bij executie
Joseph Henry Elder stierf in 1868. Op 2 junij 1870 werd het 1/8e aandeel van Joseph Henry Elder in het openbaar geveild. De veiling bracht Fl. 15.600,- op

Chs Elder’s aandelen (2/8e)  werden ter veiling aangeboden in maart 1869
Chs Elder en Ann Elder  gaven hun achtste deel in hypotheek aan J. A.A. Salomons 12 april 1869
Op 29 september 1874 werd het 1/8e aandeel van Charles Elder voor fl. 15.500,- geveild

1868/1869 De rekening opgemaakt
Enkele wetenswaardigheden uit een kasrekening van Concordia uit 1868/1869
De inkomstenkant bestaat hoofdzakelijk uit de verkoop van cacao.
De posten aan de creditzijde betreffen voornamelijk uitgaven voor de bedrijfsvoering; arbeidslonen, betalingen aan ingehuurde krachten en contractanten, salarissen van de directeur, de blankofficier (opzichter), onderhoud aan gebouwen, bouwmaterialen, gereedschappen, uikeringen van het aandeel aan diverse Elders en andere aandeelhouders (de drie kinderen van William Elder jr) worden echter niet genoemd, terwijl ze wel nog aandeelhouders zijn)
Een greep uit de vele posten:
-medische kosten voor de verzorging van zieke arbeiders.
-Er staan enkele leraren op de loonlijst. Er wordt niet vermeld wiens kinderen onderwijs kregen op Concordia
-regelmatig wordt dram (soort rum) ingekocht (N.B: “De gewoonte van den slaventijd om het volk elken middag een borrel te schenken” werd kennelijk na 1863 nog een tijd voortgezet)
-advertenties en annonces in diverse kranten
-De zieke geëmancip. Christian Cidel werd met de boot naar Paramaribo vervoerd en 39 dagen in het Hospitaal verpleegd.
-vervoer van vracht en personen naar Paramaribo en terug geschiedde met de schoeners Suriname, Flora Anna en Carolus en de kotter Saramacca.
Aanschaf van :
-een 6-delig servies, inclusief wijnglazen.
-een injectiespuitje
- 40 ellen Osnabrugs linnen. En dit is wel een bijzondere post. Van Osnabrugs linnen werd voorheen de kleding van de slaven gemaakt. In de VS was deze ruwe blauwe of witte stof bekend als "Oznaburgs" genoemd naar de textielstad Osnabrück (Edward Ball, Slaves in the Family, 1999 blz 97)
– diverse medicijnen: waaronder arsenicum en .... de roemruchte SpaanseVlieg poeder (een soort voorloper van Viagra) 
 In deze rekening werd ene E.J. Bartelink opgevoerd als directeur met ingang van 16 april 1869 t/m 31 december 1869. Zijn jaarsalaris was 1600, - gulden, en hij kreeg over deze periode (8 maanden en 15 dagen) 1133,33 gulden.

De herinneringen van een directeur
 Bartelink schreef jaren later zelf over deze periode
 In 1867 […] werd ik als directeur geplaatst op de  plantage Reynsdorp aan de Cottica. [….]
Eens kwam de heer F. Bouguenon, groot-administrateur, de  plantage voor de eigenaressen inspecteeren.
Mijn wijze van werken beviel hem uitstekend, hetgeen hij onomwonden te kennen gaf, mij vragende of als de directie van een groote plantage onder zijn beheer openkwam, ik die zou willen aannemen.
Ik antwoordde dat als het een verbetering voor mij zou zijn, ik dan zeker zou aannemen.
Eenige maanden later bood hij mij de directie aan van de  plantage Concordia, aan de Beneden-Saramacca.
Ik nam het aanbod aan. Tot myne teleurstelling moest ik evenwel bij mijn aankomst op de  plantage ervaren, dat ik niet met hem alleen te doen had, maar ook met zes aandeelhouders, die elk hun kas-, bindgaren- en zakkenrekening hadden, en die elk geregeld een maandlijst moesten ontvangen, 't Was hier weer: zooveel hoofden, zooveel zinnen. Ik had als directeur zooveel te schrijven. dat ik er eelt van aan de vingers kreeg.
't Was een toer ze allen tevreden te stellen. Telkens moest ik van mijnheer A hooren dat ik mijnheer B beter behandelde dan hem, en omgekeerd. Een ding: de plantage was rentegevend, dikwijls waren er geen handen genoeg om den rijken cacao-oogst binnen te halen.
Van den heer Bouguenon moet ik verklaren, dat hij was wat men noemt een flink Administrateur ; hij luisterde niet naar arbeiderspraatjes en had alleen met den directeur te doen. Om hem zou ik niet van de plantage gegaan zijn. Ik kon het evenwel met eenige der aandeelhouders niet vinden, waardoor ik. zoo spoedig als er kans daartoe was, de directie opgaf.
Op Concordia had ik kennis gemaakt met den heer W. Menalda, directeur van de naastgelegen cacaoplantage Caledonia.[…..]
Het Saramacca-volk was bekend als zeer lastig en verdiende dien naam ten volle. Menalda lag dan ook elk oogenblik met zijn werkvolk overhoop en wanneer dat het geval was, bood hij den Eigenaar zijn ontslag ais directeur der plantage aan.
Dat gebeurde zoo dikwijls, dat deze, hoezeer hij ook mijn vriend waardeerde, ten slotte maar besloot hem zijn zin te geven.
Toen dit geschied was, kwam deze bij mij op Concordia en zeide : „Buurman, ik ga U verlaten, ik heb mijn ontslag". Ik antwoordde dat ik er niets van geloofde, daar hij beter dan ik gewaarborgd was voor zijne directie. De brief, dien hij mij toonde, nam evenwel allen twijfel weg. Ik betuigde mijn spijt dat hij wegging. Ik wist niet wie ik als buurman zou krijgen. De woonhuizen van Concordia en Caledonia waren zoo dichtbij elkaar, dat men soms op de eene plantage de menschen op de andere hoorde praten. Goede buren zijn als familie. Met den heer Menalda was ik steeds op goeden voet — zou dat met zijn opvolger ook het geval zijn?
De ontslagbrief van buurman Menalda was door een schoener gebracht, die de cacao van beide plantages kwam inladen.
De schoener lag altijd bij Concordia, die een goeden steiger had. Uithoofde, van de muskieten aan den waterkant, bleef de kapitein bij mij slapen. Toen wij den volgenden morgen aan het ontbijt zaten, ontving ik een briefje van Menalda, waarin hij mij uitnoodigde na het ontbijt even aan te wippen. Ik nam den kapitein mee”. -   Bartelink kreeg het directeurschap van Caledonia aangeboden -  “Ik bedankte hem en vroeg hem drie weken den tijd om de directie van Concordia over te geven. Dat was goed. […..]
Ik kreeg op mijn verzoek eervol ontslag van den heer Bouguenon, Administrateur van Concordia.  Nadat mijn opvolger gekomen was en de overdracht had plaats gehad, ging ik over naar Caledonia. [….] (Bron E.J. Bartelink, Hoe de tijden veranderen, 1916)

1863 : Emancipatie en daarna
In 1863 werd de slavernij dan eindelijk afgeschaft, voor de slaven geen dag te vroeg, maar om te voorkomen dat de plantages meteen zonder werkkrachten kwamen te zitten moesten de voormalige slaven  nog 10 jaar op de plantages werken. Na 1873 werkten Hindostaanse en Javaanse contractarbeiders op Concordia. 

Bron KB



































Rechtszittingen van de kantonrechter van Coronie vonden in de late 19e eeuw onder andere plaats op de plantage Concordia 

De erven van W.J. Elder, waaronder mijn betovergrootmoeder hadden tot 1900 nog aandelen in de plantage. Daarna was het wat mijn familie betreft afgelopen.

Bronnen:
Plantagelijsten in de Surinaamsche Almanak
Boedels Elder: William jr en Joseph Henry en John, E. van Bruijning (Nationaal Archief)
Kranten advertenties KB en KIT

vrijdag 16 maart 2012

Familiegeschiedenis : Kwart Lot

Tussen de plantages Concordia en Carel Francois Braak lag de plantage genaamd Kwart Lot.
Kwart Lot werd in de periode 1846-1854 verworven door de familie Elder, eigenaren van Concordia. 
In de loop van de tijd zouden deze plantages in een adem worden genoemd.

Bron KB

Bron KB 

Bron KB 

Bron KB 

Bron KB 

Bron KB 


Bron KB

Bron KB 
Bron KB 

donderdag 15 maart 2012

Een nieuwe vlag voor een nieuwe staat


Gedurende een kleine 218 jaar kende Nederland een republikeinse staatsvorm, namelijk tussen 1588-1806.
Van 1588-1795 was het de Republiek der Verenigde Nederlanden, ook wel bekend als, hou je vast: de Republiek , Republiek der Verenigde Nederlanden, Republiek der Verenigde Provinciën, Republiek der Zeven Provinciën, Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, Republiek der Zeven Verenigde Provinciën, de Verenigde Provinciën, de Verenigde Gewesten, de Zeven Verenigde Gewesten.
In  januari 1795 werd de Bataafse Republiek  uitgeroepen, waarmee de zegenrijke democratisering van het kleine kikkerlandje werd ingezet.
De nieuwe natie had ook een nieuw symbool nodig, waarmee ze haar identiteit van verre wereldkundig kon maken : de Bataafse vlag.
De Bataafse vlag,
Collectie Ver Huell
 In 1801 werd de Bataafse Republiek omgezet in het Bataafs Gemenebest. De Bataafse vlag werd gehandhaafd tot 1806, toen de republiek werd vervangen door het Koninkrijk Holland, en een simpel rood-wit-blauw het nationale dundoek werd.

dinsdag 6 maart 2012

Familiegeschiedenis: Saramaccastraat La. E 21 te Paramaribo

Tijdens het onderzoek naar mijn voorouders bleek dat mijn betovergrootouders de familie Nielo-Elder een huis bezaten aan de Saramaccastraat 21. Zeer waarschijnlijk woonden ze er ook. Ze bezaten nog meer huizen in Paramaribo, waarvan een aantal waren verhuurd.
Waar heeft het adres Saramaccastraat 21 precies gelegen?
Uit krantenadvertenties bleek dat het erf tot aan de Surinamerivier grensde,en er was een werf. Dus weten we aan welke kant van de straat het huis heeft gelegen, maar op welke hoogte precies?
In tegenstelling tot heden nummerde men vroeger in Paramaribo gewoon door, even en oneven nummers achter elkaar. Ik heb een kaartje gevonden  uit 1885 met de huisnummers en kan daaruit de ligging van het huis afleiden.

1885

Wie waren hun naaste buren?
Ik heb het een en ander over Saramaccastraat 21 en over de naburige panden in de late 19e eeuw kunnen vinden in de kranten van de KB  en het KIT 

Deze panden lagen allemaal aan de kant van de Surinamerivier.

Saramaccastraat 18:
1896 eigendom van Bueno de Mesquita;  begin 20e  eeuw zat hier het filiaal van Kersten
Saramaccastraat 19:
 tot 1898 de bakkerij van de “Vereeniging Werkmanstoekomst” In. 1899 de smederij van Kersten
Saramaccastraat 20:
J.M. van Praag, bakker, ging failliet in 1887, mogelijk zat hier later de apotheek Gilhuijs
Saramaccastraat 21:
1872 te huur een huis aan de Saramaccastraat N La. E no.21 (eigenaar Caupain).
1873 dit huis geveild. Zeer waarschijnlijk is dit huis toen gekocht door Nielo
Het erf van dit huis strekte tot aan de Surinamerivier en er was een werf
In 1874 adverteerde de scheepstimmerman en botenmaker F.Uistmann, die woonde en werkte aan de Saramaccastraat 21. Zeer waarschijnlijk huurde hij een woning en de werf van Nielo.
In de loop der jaren zijn werden diverse boten, ponten, gouddelversboten enz, te zien op het erf van de heer Nielo via advertenties te koop aangeboden
In 1874 een pont te koop op het erf van de heer Nielo aan de Saramaccastraat
In  1882 was er een sloep te koop op het erf van Nielo
In 1890 werd door Nielo op dit adres 10.000 koolplantsoenen te koop aangeboden.
Hoe verging het no, 21 verder na het overlijden van het echtpaar Nielo-Elder, respectievelijk in 1892 en 1898.
1898-1899 werd het huis diverse malen te koop aangeboden door erfgenamen

te koop 1899,
 Bron KIT

te koop 1899, Tjin Kon Fat was getrouwd met een dochter van het echtpaar Nielo-Elder,
Bron KIT



In ieder geval werd het huis in de periode 1898-1900 bewoond door H. Nielo, de zoon van het echtpaar Nielo-Elder. Hij oefende er het beroep van scheepsbouwer uit.

bron: www.delpher.nl

bron: www.delpher.nl
 
 
bron: www.delpher.nl

 
 
 
E.A. Tjin Kon Fat was een zwager van H. Nielo
1900 uit de hand te koop aangeboden door notaris Ter Laag ten behoeve van de erfgenamen
1902 gehuurd door M. Guljé Samson
1903 Wong-Lun-Hing opent de Albina-store (naast de apotheek Gilhuijs)
In 1906 woonde hier Wong-Lun-Hing de voorzitter van de Chinese vereniging Kon-Ngie-Tong (Verenigingsgebouw aan de Steenbakkerijstraat)
1908 Advertentie waarin  een winkel Mecklenburgstore aan de Saramaccastraat van Wong-Lun-Hing wordt genoemd. Niet duidelijk of het no. 21 is
Op een kaart uit 1935 heeft het pand huisnummer 57 gekregen.

1935

1949 Verkoop van Saramaccastraat La. E. 21, aankomende de boedel Wong-Lun-Hing
1973: Het boek “De Architectuur van Suriname, 1667-1930” beschrijft een aantal panden in de directe omgeving, als we het kaartje in dit boek mogen geloven staat op deze plek (inmiddels huisnummer 57) een modern gebouw.( C.L. Temminck Groll, A. R. H. Tjin A Djie, De architectuur van Suriname 1667-1930, 1973, Walburg Pers, Zutphen)
Saramaccastraat 22 met erf tot aan de rivier.
1877 Winkel Coutinho
1888 Ch. Simons houdt hier boedelverkoop van de nalatenschap van de weduwe Treurniet
1896 woning van de kerkvoogd (NH) Zaalberg
1906 hier het adres van het Ziekenfonds Kerktorengebouw
Saramaccastraat 23:
            1878 Cornwall bewoner
Saramaccastraat 24:
Vanaf 1892 zat hier een winkel van de IJsfabriek Sträter-Esser. In 1892 woonde mijn overgrootvader de landmeter H.M. Simons boven de winkel

Foto's van de Saramaccastraat eind 19e-begin 20e eeuw zijn te vinden op Flickr

de Saramaccastraat tegenwoordig,
Googlemaps
Bronnen: 
Het Geheugen van Nederland voor de kaarten
Krantenadvertenties KB en KIT

De Waterwolf in 1809


In januari 1809 zette de gevreesde waterwolf zijn scherpe tanden in de Nederlandse rivierdijken en hapte daar gulzig grote stukken uit. Na een strenge vorstperiode braken door het kruiend ijs de dijken in grote delen van Nederland. Koning Lodewijk Napoleon bekommerde zich om de slachtoffers van de watersnoodramp en bezocht de rampgebieden onder andere bij Dalem in Gelderland, 

Lodewijk Napoleon bij Dalem in Gelderland,
Collectie Ver Huell